maandag 21 juli 2025

Wat was het ‘goede deel’ dat Maria koos

Door: LOÏS TVERBERG

Het verhaal van Maria van Bethanië sprak al zoveel vrouwen aan! Lees het in: Lukas 10:38–42. Maria wilde bij Jezus zitten en van Hem leren, ondanks de dringende herinneringen van Martha dat er nog een lange lijst huishoudelijke taken op haar lag te wachten. 


En ondanks Martha’s protest koos Jezus haar kant.


Aan de voeten van de Meester

In de tekst staat dat Maria “aan de voeten van de Heere zat” — een uitdrukking die in die tijd betekende dat je als leerling bij een rabbi studeerde. In Handelingen 22:3 gebruikt Paulus dezelfde uitdrukking wanneer hij trots vertelt over zijn opleiding “aan de voeten van Gamaliël.”

Het gaat er dus niet om dat Maria uit onderdanigheid op de grond ging zitten. Ze plaatste zichzelf — met durf — in Jezus’ binnenste kring van leerlingen, in elk geval voor die avond.

Wat betekent “het goede deel”?

Onlangs ontdekte ik dat de Joodse context ook meer inzicht geeft in de woorden van Jezus in dit gedeelte. Ik heb me verdiept in vers 42. De wat vreemde formulering heeft vertalers altijd voor raadsels gesteld. Letterlijk luidt de Griekse tekst:

“Maria heeft het goede deel (agathēn merida) uitgekozen, dat niet van haar zal worden afgenomen.” HSV en SV zeggen het dus goed

Meestal wordt dit vertaald als: “Maria heeft het beste gekozen.” Natuurlijk was haar toewijding beter dan Martha’s bezorgde afleiding. Maar er gebeurt iets interessanters. De Griekse tekst zegt niet alleen dat Maria een “betere keuze” maakte. Er staat letterlijk dat zij “het goede deel” heeft gekozen — een uitdrukking die in Joodse kring specifiek gebruikt werd als het ging over de waarde van Thora-studie.

Een erfdeel in de Thora

Het Griekse woord merida komt waarschijnlijk overeen met het Hebreeuwse chelek, wat betekent: ‘deel’, ‘aandeel’, ‘lot’ of ‘erfdeel’. Het wordt vaak gebruikt voor het deel dat iemand toekomt, soms letterlijk als erfenis, soms als een metafoor voor iemands levensweg.

Deze term komt ook terug in Joodse teksten in een vergelijkbare context. Wanneer mensen zich verzamelden om te studeren, was het gebruikelijk om vooraf te bidden: “Ten chelkenu b’toratekha” — “Geef ons ons deel in Uw Thora.” Na afloop bedankte men God voor zijn ‘deel’ in het leven, juist omdat men de kans had gekregen om de Schrift te bestuderen.

Luister maar naar hoe een vroege rabbi (1e–2e eeuw na Christus) bad wanneer hij het leerhuis verliet:

“Ik dank U, Heere mijn God, God van mijn vaderen, dat U mijn deel hebt gesteld onder hen die in het leerhuis en in de synagogen zitten, en niet onder hen die in de theaters en circussen zitten.” (Jeruzalemse Talmoed, Berachot 4:2)

Voor deze rabbi was het overdenken van de Schriften het ware leven. Hij hoorde bij de bevoorrechten die mochten blijven bij de woorden van de levende God. Een andere rabbi zei het zo:

“Keer het om en keer het om, want alles zit erin. Denk erover na, word oud en versleten met het Woord, en wijk er niet van af, want je hebt geen beter deel dan dit.” (Mishna, Avot 5:2)



Het beste dat het leven te bieden heeft

Er is geen beter deel in het leven dan het leren van de Schriften. Om te peinzen over hun diepe inzichten, te rusten in Gods wijsheid — er is eenvoudigweg niets dat daaraan kan tippen.

Dit was het “goede deel” dat Maria koos: het leren van Gods Woord. En niet alleen dat — zij had ook nog eens de grootste rabbi aller tijden gevonden om haar te onderwijzen. Maria had het allerbeste gevonden dat het leven te bieden heeft. En Jezus zou niet toestaan dat het haar werd afgenomen. 

Lois Tverberg

---

Wat ik dacht

Wat als dit geen les is over prioriteiten of stille tijd,
maar een moment waarin het Koninkrijk zichtbaar wordt?
In een vrouw die als leerling aan de voeten van haar Messias zit.
Omdat ze weet bij wie ze moet zijn. Hij is het! (Genesis 49:8)

En Hij stuurt haar niet weg.
Niet nu. Niet straks.
Nooit, nooit.


“Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen,
en wie tot Mij komt, zal Ik nooit, nooit uitwerpen.” 

(Johannes 6:37)


✧ 3 vragen:

  1. Wat raakt jou het meest in hoe Jezus Maria daar laat zitten —  in Zijn aanwezigheid?

  2. Als het goede deel niet een taak is, maar een Persoon, wat betekent dat voor jouw manier van luisteren, lezen, leven?

  3. Welke woorden van Jezus ben jij misschien gaan lezen als ‘moeten’, terwijl Hij ze sprak als uitnodiging tot nabijheid?

zaterdag 19 juli 2025

Noemde Adam de vrouw zijn bezit?

 Een preekzin bleef bij me hangen. Adam tegen Eva: “Je bent helemaal mijn bezit.” Klonk het vertrouwd? Ja. Maar klopte het ook?

Ik hoorde een uitleg over Adam en de vrouw uit Genesis 2, en bleef ermee rondlopen. Hieronder deel ik het citaat:

"Wanneer Adam ontwaakt, gaat hij eigenlijk gewoon verder met wat hij eerder deed: namen geven. Maar deze keer is het anders. Hij zegt: ‘Deze is ditmaal been van mijn beenderen, vlees van mijn vlees.’ Als een lofzang op Gods schepping roept hij het uit: ‘Maninne!’ Wij spreken vaak over Adam en Eva, en ook het Nieuwe Testament noemt haar zo. Maar als je goed leest, had zij op de dag van de schepping nog niet de naam Eva — het was Adam en ‘Maninne’. En dan klinkt het: ‘Je bent helemaal van mij. Je bent helemaal mijn bezit.’ Dat klinkt voor onze westerse oren misschien wat vreemd, maar als je dit in Afrika* preekt, begrijpen mensen het makkelijker. Daar wordt nog vaak geleerd dat de vrouw het bezit is van de man. En juist daarin zit iets moois: dat de man er dan ook volledig voor de vrouw is. Het heeft niet de negatieve lading die wij er soms aan geven. Denk ook maar aan Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus: dat wij het eigendom zijn van Jezus Christus. Volledig Zijn bezit. Dat is iets prachtigs. Zo ook hier."

Mooi gezegd, maar theologisch onhoudbaar

De voorganger bedoelde het niet kleinerend. Integendeel, ik vermoed dat hij juist wilde voorkomen dat mensen de vrouw zien als ondergeschikt hulpje. Door te zeggen: "Je bent helemaal van mij," probeerde hij iets moois te laten zien — een diepe, toegewijde eenheid. En hij verbond dat met het beeld uit Zondag 1: dat wij het eigendom zijn van Christus.

Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?

Antwoord:

Dat ik met lichaam en ziel,
beide in het leven en in het sterven,
niet mijn,
maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben;
die met Zijn dierbaar bloed
voor al mijn zonden volkomenlijk betaald heeft,
en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft,
en alzo bewaart,
dat zonder den wil mijns hemelse Vader
geen haar van mijn hoofd vallen kan;
ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet.

👇 Maar juist daar gaat het theologisch mis.

Eisegese in plaats van exegese

Dit is wat theologen eisegese noemen: je leest iets in de tekst dat er niet staat. De woorden "je bent van mij, je bent mijn bezit" komen níet uit de mond van Adam. Ze komen uit een latere gedachtegang die met terugwerkende kracht wordt teruggelegd op de schepping. Alsof het scheppingsverhaal al vooruitwijst naar Christus en de gemeente, en daar dan eigendomstaal bij hoort.

Maar de Bijbel zelf doet dat niet. Natuurlijk is het huwelijk in Efeze 5 een beeld van de liefde van Christus voor Zijn gemeente. Maar het is niet eerlijk — en ook niet veilig — om dat beeld met terugwerkende kracht op Genesis 2 te leggen. Want Adam is geen Messias. Hij gaf zijn leven niet. Hij kocht zijn vrouw niet vrij. Hij reinigde haar niet van zonden. En zij is geen gevallen bruid die hij moest redden.

Dat alles komt pas véél later, wanneer Yeshua komt, het Lam van God, en zichzelf overgeeft uit liefde (Efeze 5:25-27).

Wat Adam wél zegt

Adam zegt:

"Deze is ditmaal been van mijn beenderen, vlees van mijn vlees. Deze zal 'isha' genoemd worden, omdat zij uit 'ish' genomen is." (Genesis 2:23)

De Hebreeuwse woordspeling is krachtig en veelzeggend: 'ish' (man) en 'isha' (vrouw) klinken als verwante termen. Zoals 'adam' uit 'adamah' (aarde) genomen is, zo is zij uit hem genomen.

Geen bezit. Wel verwondering.

Ik ben van mijn geliefde – en hij van mij

In het Hooglied klinken wel woorden die lijken op wat de dominee zei. Het is een tekst waar wederkerige liefde in door klinkt. Ik noem een vers dat geliefd is bij het Joodse volk:

"Ani le dodi ve dodi li" – Ik ben van mijn geliefde en mijn geliefde is van mij (Hooglied 6:3)

Dat lijkt misschien op "je bent van mij", maar toch is wezenlijk anders. Want hier spreekt een wederkerige verbondsliefde: ik geef mijzelf aan jou, en jij aan mij. 

Lees over: I am for my Beloved and my Beloved is for me

Eén worden: het hart van Gods verlangen

In het Messiaans-Joodse denken is eenheid geen abstract idee, maar een tastbare realiteit die voortkomt uit Gods verbondsliefde. De Bijbel begint met de eenwording van man en vrouw in de hof, en eindigt met de bruiloft van het Lam (Openbaring 19). Het begint met het 'één vlees' worden, en eindigt in het 'één zijn' met God.

De kracht van echad zit niet in versmelting, maar in verbondenheid. In het samengaan van twee die nog steeds verschillend zijn, maar samen één worden door liefde.

God verlangt ernaar dat wij met Hem verbonden zijn in liefde, zoals Hij Zelf één is: Vader, Zoon en Geest — een eenheid in zelfopofferende liefde. Yeshua bidt daar vóór Zijn lijden om:

"En Ik bid… opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U… opdat zij volmaakt één zullen zijn." (Johannes 17:21–23)

Dat gaat over verbondenheid — wederzijdse "inwoning", in liefde, waarheid en trouw. De Shema, het geloofsbelijdenis van Israël, bevestigt die eenheid:

"Hoor, Israël: de HEERE is onze God, de HEERE is Eén!" (Deuteronomium 6:4)

Het woord 'één' — echad — betekent niet enkelvoud, maar samengestelde eenheid. Zoals man en vrouw 'één vlees' worden, zoals Jood en heiden in de Messias 'één nieuwe mens' worden:

"Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft… opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen." (Efeze 2:14–15)

Die eenheid is niet geforceerd of bezitterig, maar geworteld in liefde. Zoals in het Hooglied klinkt:

"Ani le dodi, ve dodi li" — Ik ben van mijn Geliefde, en mijn Geliefde is van mij. (Hooglied 6:3)

Dat is geen menselijke claim, maar een heilige wederkerigheid. Een echo van Gods verlangen om Zijn volk tot Zich te trekken, opdat Hij in hen zal wonen, en zij in Hem (Leviticus 26:11–12, Johannes 14:23).

Werkelijke eenheid — in het huwelijk, in de gemeente, met God — is geen bezitskwestie, maar een liefdesverbond.

Het huwelijk als wegwijzer naar Gods liefde

Het huwelijk is bedoeld als symbool van Gods zelfopofferende liefde: Vader, Zoon en Geest zijn één, volledig verenigd in liefde. Zo verlangt God ook naar eenheid met ons, en onder ons. Zoals in het Hooglied wordt gezegd:

"Kom, mijn geliefde!" (Hooglied 7:11)

Dat is geen eigendomsroep. Het is een uitnodiging. Een verlangen naar overgave aan elkaar — wederzijds, in liefde. Yeshua zegt:

"Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden." (Johannes 15:13)

Wanneer man en vrouw elkaar zo tegemoetkomen, weerspiegelen ze iets van Gods diepste bedoeling.

Lees deze oudere blog daarover: De kracht van één

Adem van verwondering

Wat Adam zag, was herkenning: isha uit ish. In Eden klonk de eerste liefdesverklaring niet als een bezit, maar als een adem van verwondering.

Echt één worden betekent: ik ben van jou, en jij bent van mij. Als wederzijdse toewijding. 

--- 

*  De opmerking dat dit in Afrika "beter te begrijpen" zou zijn, is te simpel. In sommige culturen wordt de vrouw via een bruidsschat gezien als deel van de familie, soms met bezit-achtige trekjes. Maar er zijn óók plekken waar vrouwen juist sterk staan, zoals marktvrouwen in West-Afrika of de koningin-moeder in Ghana. Sommige kerken, zoals de Ethiopische Mekane Yesus Kerk, benadrukken dat Bijbelse liefde geen bezit is, maar wederzijdse toewijding. In matrilineaire culturen (zoals bij de Chewa of Bemba) gaat de man zelfs bij de familie van zijn vrouw wonen. Dat laat zien hoe verschillend 'rollen' en 'bezit' kunnen worden ingevuld. 

© Aritha – Alle rechten voorbehouden.

dinsdag 1 juli 2025

Is de man profeet, priester en koning van het huis?

Je hoort het soms: "De man is de profeet, priester en koning in huis." Maar waar komt die gedachte eigenlijk vandaan? En sluit het aan bij wat de Bijbel werkelijk leert?

Ik onderzocht het en deze blog is een kleine samenvatting van wat ik erover vond.

1. Wat leert de Bijbel er zelf over?

De titels priester, profeet en koning horen bij de Messias. Hij is Degene die namens God spreekt, voor het volk bidt en Zijn Koninkrijk vestigt:

  • Profeet: "Ik zal Mijn woorden in Zijn mond leggen..." (Deut. 18:18, vervuld in Jezus volgens Hand. 3:22)

  • Priester: "U bent Priester voor eeuwig naar de ordening van Melchizedek" (Psalm 110:4, zie Hebr. 4–7)

  • Koning: "En Hij zal Koning zijn over het huis van Jakob tot in eeuwigheid" (Lukas 1:33)

Maar...

In het Nieuwe Verbond worden deze ambten nooit toegekend aan de man als individu binnen zijn gezin. Wat wél gebeurt, is dat de gemeente als geheel deelt in de bediening van Christus:

"U bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk..." (1 Petr. 2:9)

Deze woorden zijn niet gericht aan mannen, vrouwen of vaders afzonderlijk, maar aan alle gelovigen samen. In de brieven van Paulus is het opvallend dat hij, als Messiasbelijdende Jood, voortdurend spreekt over de roeping van het hele lichaam — niet over geestelijke structuren binnen het gezin.

2. Wat betekent het dat de man 'hoofd' is?

De meest bekende uitleg is dat de man in Efeze 5:23 "hoofd" wordt genoemd van de vrouw, en dat dit zou betekenen dat hij geestelijk leider is — als een soort profeet, priester en koning in huis. Maar wat zegt de Schrift werkelijk?

"Want de man is het hoofd van de vrouw, zoals ook Christus het hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam (Hij heeft ze verlost door Zijn eigen bloed)." (Efeze 5:23)

In het Hebreeuwse denken betekent "hoofd" niet automatisch "leider" of "gezagsdrager". In dit vers is Christus "hoofd van de gemeente" in de betekenis van levengevende bron. Hij is niet op aarde gekomen om te heersen, maar om te dienen (Markus 10:45). Datzelfde patroon geldt in Efeze 5. De man wordt niet opgeroepen om te heersen, maar om lief te hebben, zich over te geven, op te offeren — zoals Christus.

Nergens in dit hoofdstuk worden priesterschap, profetie of koningschap genoemd als taak van de man. De vergelijking gaat niet over ambten, maar over zelfopofferende liefde.

3. Wat leert 1 Petrus 2 — en wie wordt aangesproken?

"U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk..." (1 Petrus 2:9)

Deze woorden zijn gericht aan álle gelovigen, zonder onderscheid naar geslacht. In de context (vers 5–10) spreekt Petrus over wie in de Messias zijn gekomen als levende stenen, gebouwd op de hoeksteen Christus. De termen 'koninklijk priesterschap' en 'geestelijk huis' zijn niet voorbehouden aan vaders of echtgenoten, maar aan ieder die gelooft.

Ook de Griekse grammatica ondersteunt dit: het woord 'u' (ὑμεῖς) is meervoud en gender-neutraal. Het is de hele gemeente — mannen én vrouwen — die in deze hoge roeping deelt. Er is geen extra priesterschap voor de man in huis.


4. Waarom klopt de drieslag voor de man niet met het evangelie?

De gedachte dat de man priester, profeet en koning is in zijn gezin klinkt vroom, maar mist bijbelse basis. Het is gegroeid uit kerkgeschiedenis, niet uit de Schrift. Het is een toepassing — geen opdracht.

Bovendien verschuift het de focus van genade naar morele plicht. Alsof de man iets moet zijn wat alleen Christus kan zijn. Tegelijk wordt de vrouw op afstand gezet, terwijl zij net zo volledig deelt in de Geest en het nieuwe leven.

De brieven staan vol met oproepen tot geloof, hoop en liefde — tot de vruchten van de Geest — en die gelden voor iedereen. Er is geen geestelijke taakverdeling per sekse. De Geest maakt één lichaam.

5. Wat leert Paulus dan?

Wie goed leest, merkt dat Paulus geen systeem van geestelijke hiërarchie onderwijst, maar een mysterie van eenheid:

"Dit geheimenis is groot; ik spreek met het oog op Christus en de gemeente." (Efeze 5:32)

Het huwelijk weerspiegelt de verbondenheid tussen de Messias en Zijn gemeente. En in die eenheid zijn man en vrouw samen geroepen tot liefde, heiliging en dienstbaarheid.

"In Christus is noch man noch vrouw... u bent allen één." (Galaten 3:28)

6. Samen wandelen, samen delen

Het Nieuwe Verbond is geen schema van rolverdeling, maar een uitnodiging tot gemeenschap. Man en vrouw zijn samen geroepen. Samen erfgenamen van genade (1 Petr. 3:7). Samen behorend tot een koninklijk priesterschap (1 Petr. 2:9).

De drieslag van priester, profeet en koning is volmaakt vervuld in de Messias. 


Wat ik van mijn onderzoekje leerde

Het idee dat de man priester, profeet en koning is in huis:

  • komt voort uit een christologische typologie (van toepassing op Christus)

  • werd pas later toegepast op de man als hoofd van het gezin

  • kreeg pas in de 19e en 20e eeuw deze vaste vorm

  • is theologisch gezien een menselijke toepassing, geen bijbels gebod

Best belangrijk dus om deze termen niet klakkeloos toe te passen op huwelijk en gezin. De Bijbel spreekt over dienstbaarheid, eenheid en liefde — niet over geestelijk leiderschap van mannen als soort van ambt in het huwelijk.

Linkjes hierover: 

Wil je dit verder onderzoeken? Lees dan eens 1 Petrus 2, Efeze 5 en Romeinen 12, en kijk wat er werkelijk staat over wederzijdse liefde, opbouw en eenheid.

maandag 30 juni 2025

Manninne – de naam die verdween

Huh, heette Eva eerst Manninne?

Ik geef het toe: ik ben gek op namen. Niet alleen hoe ze klinken, maar vooral waar ze vandaan komen. De betekenissen, de verbanden. Dus toen ik onlangs het woord manninne tegenkwam in een oude bijbeltekst, was mijn nieuwsgierigheid meteen gewekt.

Manninne? Was dat ooit een gebruikelijk woord voor ‘vrouw’? En waarom zie je het nu nergens meer?

Een duik in de geschiedenis leverde iets bijzonders op.

De eerste vrouw had geen standaardnaam

In Genesis 2:23 — als Adam voor het eerst de vrouw ziet die God uit hem heeft gebouwd — roept hij:

“Deze zal manninne genoemd worden, want uit den man is zij genomen.”
(Statenvertaling 1637)

In het Hebreeuws zegt Adam: zij zal Isha heten, want uit Ish is zij genomen. Er zit dus een prachtig spel van klanken in: Ish – Isha, man – vrouw. Het drukt verwantschap en herkomst uit. Niet hiërarchie, maar nabijheid.

Maar het Nederlands heeft geen vrouwelijk woord dat net zo dicht bij man ligt. We zeggen 'vrouw' — en dat klinkt heel anders dan 'man'. Dus bedachten de Statenvertalers iets nieuws: mannin. Afgeleid van man met het achtervoegsel -in, dat je ook terugziet in woorden als boerin, koningin, godin.

Het werd een uniek woord dat de Hebreeuwse verwantschap recht moest doen. En het klonk nog mooi ook.

Etymologie met een kleine twist

Volgens taalkundigen is mannin een zogeheten leenvertaling van het Hebreeuws isha (אִשָּׁה). In de brontekst werd isha etymologisch verbonden met ish (‘man’), hoewel die oorsprong volgens sommigen niet helemaal correct is. Maar Adam zegt het zélf in het vers — dus of het nou klopt of niet: het is betekenisvol.

De Statenvertalers namen die lijn serieus. Ze wilden het verband hoorbaar houden, en zo ontstond dit bijzondere woord. Niet omdat het al in het Nederlands bestond, maar omdat het iets heiligs uitdrukte. Iets van verwantschap vóór de breuk.


Was mannine normaal in die tijd?

Niet echt. Het woord manninne komt vooral voor in oude Bijbelvertalingen, zoals:

  • De Statenvertaling van 1637

  • De Nederlandse Luthervertaling

  • En in het Duits: Männin (bijvoorbeeld bij Luther)

Het werd dus vooral gebruikt binnen een vertaalcontext — niet in het dagelijks taalgebruik. Je vindt het ook in oude psalmboeken of theologische werken, maar niet in liefdesbrieven uit de 17e eeuw ofzo.

Vandaag is het woord vrijwel verdwenen. Moderne vertalingen kiezen voor het simpelere ‘vrouw’, en het verband met ‘man’ gaat daarmee grotendeels verloren.

Een woord met laagjes

Wat ik zo mooi vind aan manninne, is dat het veel meer is dan een oud woord voor vrouw. Het is een taalkundige brug tussen twee namen. Het is de echo van het begin: jij hoort bij mij. Jij bent als ik. Jij bent van mijn vlees en been.

En ja, je kunt zeggen: het was een beetje vergezocht van die vertalers. Maar ik noem het liever liefdevol zorgvuldig. Want als er ooit een plek was waar woorden klonken met schoonheid, dan was het daar, in de tuin van Eden.

Terug naar de naam

Wat mij blijft raken, is dit: Adam mocht zijn naam houden. De aarde-man, gevormd uit stof, blijft gewoon Adam. Maar de vrouw, eerst nog Isha, kreeg geen vaste plek in onze vertalingen. 

En ik denk dan: hadden we het niet mooier kunnen doen? Gewoon die eerste naam behouden — Isha — of op z’n Nederlands: manninne. En dan uitleggen waar het vandaan komt. Een kleine voetnoot had genoeg geweest. Want soms zegt een naam meer dan duizend verklaringen.

Tot mijn verrassing vind ik bij de HSV de naam nog steeds, afgekort tot Mannin, met een voetnoot. Mooi gedaan.

📜 Wist jij dat de eerste vrouw in de Bijbel ooit manninne werd genoemd in Nederland

© Aritha – Alle rechten voorbehouden.

maandag 23 juni 2025

Nu dan toch!

Hoorns, hoeven, veren, vachten.
Hij gaf de dieren namen, één voor één.
Ze kwamen langs in tweetallen.
Een flank tegen een flank.
Een kop die zich neervlijde.
Beweging, ritme, leven.

Maar niemand die bij hém bleef.
Niemand die hém aankeek.

Toen viel hij in slaap. Diep.

De Ene nam iets van zijn zijde.
En bouwde daaruit een ander.


Hij opende zijn ogen. 
Zag háár

Zot hapa’am — Nu dan toch!
Been uit mijn gebeente, vlees uit mijn vlees.
Zíj zal ‘isha’ genoemd worden,
want uit ‘ish’ is zij genomen.

Deze woorden ademen verwondering en opluchting —
het moment waarop Adam haar herkent
als zijn gelijke, zijn tegenover,
zijn eigen vlees en been:
iemand die hem weerspiegelt en aanvult
in diepe eenheid.

En God zag alles wat Hij gemaakt had,
en zie! — zéér goed.

--

Lees ook: 

maandag 16 juni 2025

Geroepen om samen Zijn wil te doen

 Door: Seth D. Postell (ONE FOR ISRAEL)

Toen zei de HEERE God: “Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een helper voor hem maken, die bij hem past.” … De mens zei: “Dit is nu been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; zij zal ‘vrouw’ genoemd worden, omdat zij uit de man genomen is.” Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en zij zullen tot één vlees zijn. (Genesis 2:18, 23–24)

De beschrijving van Adams eerste ontmoeting met Eva is, in moderne termen gezegd, buitengewoon romantisch. De eerste woorden die van Adam in de Bijbel zijn opgetekend (vers 23) zijn in het oorspronkelijke Hebreeuws poëtisch. 


Nadat hij heel even alleen was geweest in de pas geschapen wereld (vers 19–20), viert Adam nu dat hij niet langer vergeefs hoeft te proberen de goddelijke roeping op zijn leven in zijn eentje te vervullen. Daarom noemt God Eva een “helper die bij hem past” (vers 18). Waarbij dan een helper? Om de zegen van de scheppingsopdracht te volbrengen door vruchtbaar te zijn en het land te onderwerpen (Genesis 1:26, 28), tot eer van God.

Het huwelijk wordt in de Bijbel gepresenteerd als een partnerschap dat door God gesmeed is en specifiek bedoeld om Zijn wil in de wereld te volbrengen. 

De stap naar nu voor de volgelingen van Yeshua? Wat is Gods wil voor vandaag? Dat is: om heen te gaan en alle volken tot Zijn discipelen te maken (Mattheüs 28:18–20).

Daarom is bij het zoeken naar een echtgenoot of echtgenote het allerbelangrijkste dat deze persoon toegewijd is aan de Grote Opdracht. Als hij of zij geen volgeling is van Yeshua — of slechts iemand die een kerkbank warm houdt — dan is deze persoon beslist niet de juiste keus. Maar als iemand ons motiveert, bemoedigt en inspireert om “discipelen te maken in de Naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest”, dan weten we dat we een werkelijk geschikte helper hebben gevonden.

En op deze dag, waarop ik de vijftigste verjaardag van mijn vrouw vier, ben ik ontzettend dankbaar voor 25 jaar van partnerschap in het Evangelie. En ik ben God zó dankbaar dat ik de Grote Opdracht niet alleen hoefde uit te voeren. Hoezeer prijs ik de HEERE dat Hij mij niet zomaar een partner gaf, maar een liefdevolle, godvrezende en begaafde metgezel — been van mijn gebeente, vlees van mijn vlees, mijn beste vriendin, en de reden dat ons huis aanvoelt als thuis!

“Wie een vrouw gevonden heeft, heeft iets kostbaars gevonden; hij heeft gunst van de HEERE ontvangen.” (Spreuken 18:22)

Seth D. Postell

---

Seth Postell is getrouwd, heeft drie kinderen en is sinds 2012 decaan van het ONE FOR ISRAEL Bible College in Netanya. Hij promoveerde in de Hebreeuwse Bijbel en publiceerde onder andere Adam as Israel, Reading Moses, Seeing Jesus, en droeg bij aan diverse handboeken over de Joodse wortels van het geloof. 


Hij vertaalde Genesis voor de Tree of Life-bijbel en brengt in 2025 een boek uit over parallelle bijbelverhalen. Hij is vaak te zien in video's van ONE FOR ISRAEL en schreef deze artikelen

=======================================================

ONE FOR ISRAEL (MESSIANIC JEWS IN ISRAEL)
Wij zijn een Israëlische bediening die is samengesteld uit Joodse en Arabische volgelingen van Yeshua (Jezus) die samen Israël tot zegen willen zijn door het evangelie online te delen, en de nieuwe generatie wedergeboren gelovigen les geeft op ons enige Hebreeuws sprekende Bible College in Israël. Ook helpen wij overlevenden van de holocaust door humanitaire hulp te verlenen.

ONE FOR ISRAEL (site)
FACEBOOK: ONE FOR ISRAEL
INSTAGRAM

---

Om dieper te graven:

De oorspronkelijke opdracht aan Adam en Eva was om vruchtbaar te zijn, de aarde te vervullen, haar te onderwerpen en Gods beeld te weerspiegelen in hun zorg voor de schepping (Genesis 1:28). Die opdracht is na de zondeval niet verdwenen, maar getekend door breuk, strijd en vervreemding — ook tussen man en vrouw.

Toch herstelt God in Yeshua het oorspronkelijke doel. Hij roept Zijn volgelingen tot een leven van vrucht dragen (Johannes 15:8), niet alleen als individu, maar als koninklijk priesterschap (1 Petrus 2:9), als lichaam van de Messias, de gemeente.

Wat betekent het dat we de Vader verheerlijken door vrucht te dragen?
Hoe sluit dat aan bij Genesis 1:28 en Mattheüs 28:19?
Wat voor vrucht is dit — en hoe kunnen we die sámen voortbrengen?

Hoe zijn man en vrouw, als gelovigen in Yeshua, sámen geroepen tot dat priesterschap?
Zie jij dat als een gedeelde opdracht, of verschillend ingevuld?

Hoe weerspiegelt de gemeente vandaag — als lichaam van de Messias — het beeld van God in de wereld?
Welke verantwoordelijkheid dragen wij samen in het herstel van wat in Genesis werd gebroken?

maandag 9 juni 2025

7 redenen waarom ik níet elke dag hoofdbedekking draag.

Als je ooit met mij over hoofdbedekking hebt gesproken, dan weet je: ik draag het wel, maar alleen tijdens de samenkomst. 

Ik heb erover nagedacht, erover gelezen, gebeden, dingen uitgeprobeerd, en weer losgelaten. Wat ik hier deel is geen kant-en-klaar iets voor iedereen, maar gewoon: 7 redenen waarom ik níet elke dag hoofdbedekking draag.


7 redenen waarom ik níet elke dag hoofdbedekking draag.

1. Omdat de Bijbel hoofdbedekking verbindt aan bidden en profeteren
In 1 Korinthe 11:5 [1] staat dat een vrouw haar hoofd moet bedekken wanneer zij bidt of profeteert. In het Grieks zijn “bidden” en “profeteren” werkwoorden in de tegenwoordige tijd — het gaat dus om iets wat je op dat moment doet.

Ik lees dat als een aanwijzing voor specifieke momenten van toewijding: als je tot God spreekt of als je woorden deelt waarvan je gelooft dat ze door Hem gegeven zijn. Niet als een opdracht voor elk uur van de dag.

➡️ Daarom draag ik hoofdbedekking bij gebed of het delen van het Woord, maar niet voortdurend.

2. Omdat profeteren niet hetzelfde is als over God praten
In de Bijbel is profeteren niet hetzelfde als vertellen dat je gelooft. Het is meer dan getuigen: het is spreken onder leiding van Gods Geest. Soms gebeurt dat heel bewust, soms onverwacht — maar het is niet alles wat je op een dag zegt over God.

➡️ Daarom draag ik hoofdbedekking als ik profeteer of bid, maar niet als ik gewoon een gesprek voer over mijn geloof.

3. Omdat Paulus zijn brief schrijft aan de gemeente, niet aan individuele gelovigen
Als je 1 Korinthe 11 leest, zie je dat Paulus zich richt tot de gemeente: hoe zij samenkomt, hoe zij zich gedraagt en wat de orde daarin is. Hij gebruikt telkens de meervoudsvorm:

📖 1 Korinthe 11:17
“...omdat jullie niet tot zegen maar tot schade samenkomen” (synerchesthe – tweede persoon meervoud).
📖 1 Korinthe 11:18
“...wanneer jullie samenkomen...” (synerchomenon – participium, tweede persoon meervoud).
📖 1 Korinthe 11:20
“...wanneer jullie dan samenkomen...” (synerchomenon).

Paulus spreekt hier dus de hele gemeente aan — niet individuele gelovigen thuis of op straat.

➡️ Daarom zie ik de hoofdbedekking als iets dat hoort bij de samenkomst, niet bij elk moment van de dag.

4. Omdat het in onze cultuur verwarring kan geven
In onze samenleving is het niet gebruikelijk dat christelijke vrouwen hun hoofd de hele dag bedekken. Wie dat wel doet, wordt vaak gezien als moslim. Dat heb ik zelf ook gemerkt. Hoewel het soms een kans kan zijn om uit te leggen dat je christen bent, roept het vaak ook verwarring op — nog vóór er een gesprek ontstaat.

Ik geloof dat het evangelie helder en eerlijk gedeeld mag worden. Niet door uiterlijke dingen die iets anders uitstralen, maar door woorden en daden die wijzen op Jezus.

➡️ Daarom kies ik ervoor om hoofdbedekking te dragen op momenten die daar in mijn geweten bij horen, maar niet door de hele dag heen.

5. Omdat gehoorzaamheid niet altijd zichtbaar hoeft te zijn (Mattheüs 6:1)
Jezus leert: “Wees op uw hoede dat u uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen gezien te worden.”

Die woorden zijn me dierbaar geworden. Soms kun je iets goeds doen — maar je valt ermee op. Dan moet je jezelf eerlijk afvragen: voor wie doe ik het en waarom precies? Jezus’ oproep in Mattheüs 6:1 gaat over de motivatie achter ons gedrag, en dat helpt mij om hoofdbedekking niet als een showstuk te zien, maar als een teken van eerbied op het juiste moment.

➡️ Daarom draag ik hoofdbedekking op momenten van toewijding in de smanekomst. Voor mij zou het persoonlijk voelen als "opvallen" als ik het altijd zou doen. 

6. Omdat ik geloof dat bidden iets is dat je altijd en overal mag doen — zonder dat je eerst een hoofdbedekking moet opzetten
📖 1 Thessalonicenzen 5:17 “Bid zonder ophouden.”

In het Grieks staat hier: “ἀδιαλείπτως προσεύχεσθε” (adialeiptōs proseuchesthe). Het woord adialeiptōs betekent “ononderbroken” of “zonder ophouden” en proseuchesthe is een gebiedende wijs. Paulus zegt dus: “Blijf voortdurend bidden.”

Dit gaat niet over gebeden waarbij je eerst iets op je hoofd moet zetten, maar over een levenshouding van gebed. Als ik dit letterlijk zou koppelen aan een verplichting om mijn hoofd te bedekken, zou ik altijd iets op mijn hoofd moeten dragen — ook onder de douche… ja, daar bid ik ook weleens. Maar de Bijbel moedigt juist aan om altijd en overal te bidden, zonder uiterlijke verplichting.

➡️ Daarom geloof ik dat de Bijbel geen verplichting oplegt om je hoofd altijd te bedekken tijdens elk gebedsmoment. Ik draag hoofdbedekking bij gebed in de samenkomst, maar voel me vrij om in alle andere momenten zonder hoofdbedekking te bidden.

7. Omdat de Bijbel de nadruk legt op respectvolle orde in de gemeente, niet op een universele verplichting
📖 1 Korinthe 14:40 “Laat alle dingen op gepaste wijze en in goede orde gebeuren.”

In het Grieks staat hier: “πάντα δὲ εὐσχημόνως καὶ κατὰ τάξιν γινέσθω”. Het woord euschemonōs betekent “passend” of “betamelijk,” en kata taxin betekent “volgens orde.”

Paulus schrijft dit in de context van de gemeente en de samenkomsten. Hij benadrukt orde en respect in de eredienst, niet een universele regel voor elke vrouw bij elk gebedsmoment thuis of onderweg.

➡️ Daarom zie ik hoofdbedekking als een teken van respectvolle orde in de eredienst, niet als een gebod voor elk gebedsmoment in het dagelijks leven (bijna hetzelfde als vorige punt, toch iets anders).

2 Bonusvragen 

Draag je hem altijd in jouw gemeente? Ik draag hem niet de hele dienst. Ik draag hem wel bij gebed. Tot nu toe heb ik trouwens nog nooit een boodschap van God gedeeld in de gemeente waar ik kom, en ik ben er nog geen lid.

Denk je dat je mening nog kan veranderen? Ja, absoluut. Ik merk dat ik zelfs nu denk: moet ik mijn hoofdbedekking dan ook dragen bij gewoon, stil gebed in de gemeente, als ik niet hardop bid? Daar worstel ik nog wel eens mee.

Ik wil graag eerlijk zijn: ik ben nog altijd onderweg en blijf bidden en onderzoeken. Het belangrijkste vind ik dat we onze keuzes blijven toetsen aan de Bijbel.

Geen hoofddoek voor jou, of de hele dienst een hoedje op, of alle dagen hoofdbedekking — als jij in Christus bent, omhels ik je als mijn zuster. 💕 Omdat echte eenheid zit niet in uniformiteit, maar in verbondenheid aan Hem.

“En kleedt u zich boven alles met de liefde, die de band van de volmaaktheid is. En laat de vrede van God heersen in uw harten, waartoe u ook in één lichaam geroepen bent; en wees dankbaar.” – Kolossenzen 3:14

---

[1]📎 Voetnoot bij 1 Korinthe 11:5
De Griekse tekst van 1 Korinthe 11:5 bevat twee deelwoorden in de tegenwoordige tijd:
  • proseuchomenē (προσευχομένη) = biddend
  • prophēteuousa (προφητεύουσα) = profeterend
Beide verwijzen naar handelingen die op dat moment plaatsvinden. Hoofdbedekking wordt dus verbonden aan specifieke momenten, niet aan het dagelijks leven in het algemeen.