Posts tonen met het label preekverwerking. Alle posts tonen
Posts tonen met het label preekverwerking. Alle posts tonen

zaterdag 19 juli 2025

Noemde Adam de vrouw zijn bezit?

 Een preekzin bleef bij me hangen. Adam tegen Eva: “Je bent helemaal mijn bezit.” Klonk het vertrouwd? Ja. Maar klopte het ook?

Ik hoorde een uitleg over Adam en de vrouw uit Genesis 2, en bleef ermee rondlopen. Hieronder deel ik het citaat:

"Wanneer Adam ontwaakt, gaat hij eigenlijk gewoon verder met wat hij eerder deed: namen geven. Maar deze keer is het anders. Hij zegt: ‘Deze is ditmaal been van mijn beenderen, vlees van mijn vlees.’ Als een lofzang op Gods schepping roept hij het uit: ‘Maninne!’ Wij spreken vaak over Adam en Eva, en ook het Nieuwe Testament noemt haar zo. Maar als je goed leest, had zij op de dag van de schepping nog niet de naam Eva — het was Adam en ‘Maninne’. En dan klinkt het: ‘Je bent helemaal van mij. Je bent helemaal mijn bezit.’ Dat klinkt voor onze westerse oren misschien wat vreemd, maar als je dit in Afrika* preekt, begrijpen mensen het makkelijker. Daar wordt nog vaak geleerd dat de vrouw het bezit is van de man. En juist daarin zit iets moois: dat de man er dan ook volledig voor de vrouw is. Het heeft niet de negatieve lading die wij er soms aan geven. Denk ook maar aan Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus: dat wij het eigendom zijn van Jezus Christus. Volledig Zijn bezit. Dat is iets prachtigs. Zo ook hier."

Mooi gezegd, maar theologisch onhoudbaar

De voorganger bedoelde het niet kleinerend. Integendeel, ik vermoed dat hij juist wilde voorkomen dat mensen de vrouw zien als ondergeschikt hulpje. Door te zeggen: "Je bent helemaal van mij," probeerde hij iets moois te laten zien — een diepe, toegewijde eenheid. En hij verbond dat met het beeld uit Zondag 1: dat wij het eigendom zijn van Christus.

Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?

Antwoord:

Dat ik met lichaam en ziel,
beide in het leven en in het sterven,
niet mijn,
maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben;
die met Zijn dierbaar bloed
voor al mijn zonden volkomenlijk betaald heeft,
en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft,
en alzo bewaart,
dat zonder den wil mijns hemelse Vader
geen haar van mijn hoofd vallen kan;
ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet.

👇 Maar juist daar gaat het theologisch mis.

Eisegese in plaats van exegese

Dit is wat theologen eisegese noemen: je leest iets in de tekst dat er niet staat. De woorden "je bent van mij, je bent mijn bezit" komen níet uit de mond van Adam. Ze komen uit een latere gedachtegang die met terugwerkende kracht wordt teruggelegd op de schepping. Alsof het scheppingsverhaal al vooruitwijst naar Christus en de gemeente, en daar dan eigendomstaal bij hoort.

Maar de Bijbel zelf doet dat niet. Natuurlijk is het huwelijk in Efeze 5 een beeld van de liefde van Christus voor Zijn gemeente. Maar het is niet eerlijk — en ook niet veilig — om dat beeld met terugwerkende kracht op Genesis 2 te leggen. Want Adam is geen Messias. Hij gaf zijn leven niet. Hij kocht zijn vrouw niet vrij. Hij reinigde haar niet van zonden. En zij is geen gevallen bruid die hij moest redden.

Dat alles komt pas véél later, wanneer Yeshua komt, het Lam van God, en zichzelf overgeeft uit liefde (Efeze 5:25-27).

Wat Adam wél zegt

Adam zegt:

"Deze is ditmaal been van mijn beenderen, vlees van mijn vlees. Deze zal 'isha' genoemd worden, omdat zij uit 'ish' genomen is." (Genesis 2:23)

De Hebreeuwse woordspeling is krachtig en veelzeggend: 'ish' (man) en 'isha' (vrouw) klinken als verwante termen. Zoals 'adam' uit 'adamah' (aarde) genomen is, zo is zij uit hem genomen.

Geen bezit. Wel verwondering.

Ik ben van mijn geliefde – en hij van mij

In het Hooglied klinken wel woorden die lijken op wat de dominee zei. Het is een tekst waar wederkerige liefde in door klinkt. Ik noem een vers dat geliefd is bij het Joodse volk:

"Ani le dodi ve dodi li" – Ik ben van mijn geliefde en mijn geliefde is van mij (Hooglied 6:3)

Dat lijkt misschien op "je bent van mij", maar toch is wezenlijk anders. Want hier spreekt een wederkerige verbondsliefde: ik geef mijzelf aan jou, en jij aan mij. 

Lees over: I am for my Beloved and my Beloved is for me

Eén worden: het hart van Gods verlangen

In het Messiaans-Joodse denken is eenheid geen abstract idee, maar een tastbare realiteit die voortkomt uit Gods verbondsliefde. De Bijbel begint met de eenwording van man en vrouw in de hof, en eindigt met de bruiloft van het Lam (Openbaring 19). Het begint met het 'één vlees' worden, en eindigt in het 'één zijn' met God.

De kracht van echad zit niet in versmelting, maar in verbondenheid. In het samengaan van twee die nog steeds verschillend zijn, maar samen één worden door liefde.

God verlangt ernaar dat wij met Hem verbonden zijn in liefde, zoals Hij Zelf één is: Vader, Zoon en Geest — een eenheid in zelfopofferende liefde. Yeshua bidt daar vóór Zijn lijden om:

"En Ik bid… opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U… opdat zij volmaakt één zullen zijn." (Johannes 17:21–23)

Dat gaat over verbondenheid — wederzijdse "inwoning", in liefde, waarheid en trouw. De Shema, het geloofsbelijdenis van Israël, bevestigt die eenheid:

"Hoor, Israël: de HEERE is onze God, de HEERE is Eén!" (Deuteronomium 6:4)

Het woord 'één' — echad — betekent niet enkelvoud, maar samengestelde eenheid. Zoals man en vrouw 'één vlees' worden, zoals Jood en heiden in de Messias 'één nieuwe mens' worden:

"Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft… opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen." (Efeze 2:14–15)

Die eenheid is niet geforceerd of bezitterig, maar geworteld in liefde. Zoals in het Hooglied klinkt:

"Ani le dodi, ve dodi li" — Ik ben van mijn Geliefde, en mijn Geliefde is van mij. (Hooglied 6:3)

Dat is geen menselijke claim, maar een heilige wederkerigheid. Een echo van Gods verlangen om Zijn volk tot Zich te trekken, opdat Hij in hen zal wonen, en zij in Hem (Leviticus 26:11–12, Johannes 14:23).

Werkelijke eenheid — in het huwelijk, in de gemeente, met God — is geen bezitskwestie, maar een liefdesverbond.

Het huwelijk als wegwijzer naar Gods liefde

Het huwelijk is bedoeld als symbool van Gods zelfopofferende liefde: Vader, Zoon en Geest zijn één, volledig verenigd in liefde. Zo verlangt God ook naar eenheid met ons, en onder ons. Zoals in het Hooglied wordt gezegd:

"Kom, mijn geliefde!" (Hooglied 7:11)

Dat is geen eigendomsroep. Het is een uitnodiging. Een verlangen naar overgave aan elkaar — wederzijds, in liefde. Yeshua zegt:

"Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden." (Johannes 15:13)

Wanneer man en vrouw elkaar zo tegemoetkomen, weerspiegelen ze iets van Gods diepste bedoeling.

Lees deze oudere blog daarover: De kracht van één

Adem van verwondering

Wat Adam zag, was herkenning: isha uit ish. In Eden klonk de eerste liefdesverklaring niet als een bezit, maar als een adem van verwondering.

Echt één worden betekent: ik ben van jou, en jij bent van mij. Als wederzijdse toewijding. 

--- 

*  De opmerking dat dit in Afrika "beter te begrijpen" zou zijn, is te simpel. In sommige culturen wordt de vrouw via een bruidsschat gezien als deel van de familie, soms met bezit-achtige trekjes. Maar er zijn óók plekken waar vrouwen juist sterk staan, zoals marktvrouwen in West-Afrika of de koningin-moeder in Ghana. Sommige kerken, zoals de Ethiopische Mekane Yesus Kerk, benadrukken dat Bijbelse liefde geen bezit is, maar wederzijdse toewijding. In matrilineaire culturen (zoals bij de Chewa of Bemba) gaat de man zelfs bij de familie van zijn vrouw wonen. Dat laat zien hoe verschillend 'rollen' en 'bezit' kunnen worden ingevuld. 

© Aritha – Alle rechten voorbehouden.