Posts tonen met het label Loïs Tverberg. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Loïs Tverberg. Alle posts tonen

woensdag 1 oktober 2025

Waar twee of drie bijeen zijn – wat bedoelde Jezus echt?

Door: LOÏS TVERBERG

Ik kreeg pas een vraag over de woorden van Jezus in Mattheüs 18:20: “Want waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden.”

Ik bespreek dit vers ook in Zittend aan de voeten van Jezus


De gebruikelijke uitleg

Veel Bijbelgeleerden lezen dit als een belofte dat Jezus aanwezig is wanneer zijn volgelingen samenkomen om te bidden “in zijn naam”. In mijn boek ben ik uitgegaan van die interpretatie en heb ik geschreven over het belang van samenkomen in gemeenschap.

Maar verschillende lezers wezen me erop dat deze woorden van Jezus direct volgen op zijn onderwijs over iemand die tegen je gezondigd heeft (Matteüs 18:15–20). In dat gedeelte gaat het over het meenemen van “één of twee anderen” als getuigen. Daarom vinden sommigen dat Mattheüs 18:20 uitsluitend gelezen moet worden als een uitspraak over getuigen in een juridische situatie, gebaseerd op Deuteronomium 19:15.

Die redenering klinkt logisch, maar ik ben het er niet mee eens.

Opvallende rabbijnse parallellen

De reden? In het bredere Joodse denken bestaan er uitspraken die sterk lijken op wat Jezus zei.

Bijvoorbeeld:

“Wanneer twee mensen samen zitten en woorden van de Thora tussen hen klinken, rust de Goddelijke Aanwezigheid tussen hen.”
— Misjna Avot 3:3

“Wanneer drie aan één tafel eten en daar de woorden van de Thora spreken, is het alsof zij van de tafel van God hebben gegeten.”
— Misjna Avot 3:4

“Wanneer tien mensen samenkomen om te bidden, rust daar de Shekina.”
— Talmoed Sanhedrin 39

“Wanneer drie als rechters zitten, is de Shekina met hen.”
— Talmoed Berachot 6

Let op dat laatste: Gods aanwezigheid is zelfs bij rechtspraak. De andere uitspraken gaan over studie of gebed, maar in de Joodse wereld lopen die twee vaak door elkaar. Oordelen is immers Schriftstudie: je zoekt hoe de Thora toegepast moet worden.

Hoeveel mensen zijn er nodig voor Gods aanwezigheid?

Er bestaat zelfs een langere rabbijnse bespreking:

Rabbi Halafta ben Dosa (~100 n.Chr.) zei dat God aanwezig is bij tien mannen die de Thora bestuderen… en bij vijf… bij drie… bij twee… en zelfs bij één.
— Misjna Avot 3:4–7

Dit is geen technische theologie, maar een aanmoediging om met anderen samen te komen om te bidden, te studeren en te zoeken naar hoe God wil dat we leven.

De kern in al deze uitspraken is de nabijheid van God wanneer zijn volk samenkomt, in gebed, studie, of zelfs in het nemen van moeilijke beslissingen.

Jezus’ woorden passen daar precies bij.

Hoe dit vers teruggrijpt op de Thora

Er is nog een aanwijzing dat Mattheüs 18:20 breder bedoeld is dan alleen “twee of drie getuigen”.

Jezus lijkt namelijk bewust aan te sluiten bij Exodus 20:24: “Op elke plaats waar Ik mijn naam laat gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen.”

Hier belooft God zijn aanwezigheid waar men samenkomt “in zijn naam”. Wanneer Jezus zegt: “Waar twee of drie in míjn naam bijeen zijn…”

... dan echoot Hij deze oude belofte, maar Hij plaatst zijn eigen naam in het centrum. Dat betekent dat Hij niet langer verwijst naar de HEER als derde Persoon buiten Hemzelf maar naar Zichzelf als de Aanwezige.

Dat moet voor Jezus’ oorspronkelijke Joodse toehoorders verbluffend zijn geweest.


Een claim op goddelijke aanwezigheid

De rabbijnen spraken over Gods nabijheid. Jezus sprak over zijn eigen aanwezigheid. Dat is een statement van enorme omvang. In de Joodse context klinkt dit als een impliciete claim van identiteit met de God van Israël. Voor christenen is dit vertrouwd, maar in de eerste eeuw moet dit als een donderslag hebben geklonken. 

In het licht van de rabbijnse parallellen wordt Jezus’ uitspraak zelfs nóg opvallender. Hij zet zichzelf neer als Degene die aanwezig is wanneer zijn volgelingen samenkomen om zijn wil te zoeken.

Nog een voorbeeld van zo’n schokkende claim

In Lukas 6:46–49 vertelt Jezus de gelijkenis van het huis op de rots: Wie zijn woorden hoort en doet, is als iemand die een huis op een rots bouwt. Er bestaat een bijna identieke rabbijnse versie, van Elisha ben Abuyah [2]:

De godvrezende mens bouwt zijn leven op de Thora, zoals op een fundament van steen.
— Avot de Rabbi Natan 24:1–2

Abuyah zegt: bouw je leven op de Thora.
Jezus zegt: bouw je leven op mijn woorden.

Wederom: een enorme claim.

Marcus 1:22 zei het al:

“Hij onderwees als iemand met gezag.”

Wie de rabbijnse parallellen kent, hoort hoe radicaal Jezus sprak.


Conclusie

Jezus’ woorden in Mattheüs 18:20 zijn veel meer dan een opmerking over twee of drie getuigen. Ze passen in een Joods patroon waarin Gods aanwezigheid wordt ervaren wanneer mensen samenkomen om te bidden, te leren en te zoeken naar zijn wil.

Maar Jezus gaat verder dan dat.
Hij plaatst zijn eigen naam op de plaats waar alleen de naam van de HEERE hoort.

En daarmee zegt Hij, op een diep Joodse en tegelijk diep schokkende manier: “Waar jullie samenkomen om Mij te zoeken, daar ben Ík.”

Lees ook:
Vrij vertaald (met toestemming) en vereenvoudigd
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.

(Photo – Caleb Oquendo, Paintings by Carl Schleicher – Wikipedia)

dinsdag 23 september 2025

Loïs, waarom schrijf je niet vanuit het vrouwenperspectief?

Door: LOÏS TVERBERG

Ik ben een vrouw, en ik schrijf over de Bijbel.

Regelmatig krijg ik de vraag: “Waarom schrijf je niet meer vanuit het perspectief van vrouwen op de Bijbel?” Misschien verrast het je, maar jarenlang heb ik onderwerpen rond “vrouwenkwesties” bewust vermeden. Ik schreef boeken over de Joodse context van Jezus, over Hebreeuwse woorden en allerlei andere achtergrondinformatie bij de Bijbel — maar niet over dit ene thema waar veel lezers juist naar vragen.

Waarom niet?


Een boekenplank en een glimlach

Een paar jaar geleden kwam ik een blog tegen met de titel: “Waar zijn alle vrouwen? Wat mijn boekenplank zegt over de aanhoudende gevolgen van het patriarchaat.” De dominee die het schreef, liet een foto van zijn boekenplank zien en begon vervolgens zijn klaagzang.

Ik moest hard lachen. Want op zijn “jammerlijk patriarchale” boekenplank stonden drie boeken die ík geschreven of geredigeerd had.¹ Daarna volgde een lange lijst met vrouwelijke auteurs die hij wél aanbeveelde. Ironisch genoeg stond mijn naam daar niet bij.

Blijkbaar werd ik voor hem niet gezien als een “vrouwelijke auteur”, omdat ik mijn werk niet meng met een uitgesproken “vrouwelijk perspectief”.

Waarom ik dat bewust niet doe

Natuurlijk: als ik mijn boeken zou willen promoten, zou het me waarschijnlijk meer aandacht opleveren om deze kaart te spelen. Sommige vrouwelijke bloggers die dat wél deden, werden in één klap viraal. Maar ondanks die verleiding kies ik er niet voor. Ik laat me niet meeslepen in discussies op sociale media, zelfs niet als dat publiciteit oplevert.


Mijn achtergrond speelt mee

Mijn academische opleiding begon in het laboratorium. Ik promoveerde op de regulatie van een obscuur calciumhormoon: calcitonine. Niemand is geïnteresseerd in calcitonine vanuit een “vrouwelijk perspectief”.

In de wetenschap verwacht niemand een “mannelijk” of “vrouwelijk” perspectief op data. Het enige wat telt, is of je zorgvuldig en eerlijk beschrijft wat die data laten zien. Slechte onderzoekers laten zich leiden door hun stokpaardjes en dwingen hun resultaten in een vooraf bedacht verhaal.

En precies dat gebeurt vaak wanneer je Bijbelteksten benadert met een vooraf bepaalde agenda — bijvoorbeeld: “Wat zegt dit voor vrouwen?” Je wordt te verliefd op je eigen onderwerp.

Mijn overtuiging over de Bijbel

Ik geloof dat de Bijbel de stem draagt van een liefhebbende God die in de geschiedenis heeft gesproken, ook wanneer een “vrouwenperspectief” niet expliciet aanwezig is. Ik hoef niet overal teksten te zoeken die vrouwen direct aanspreken. Het belangrijkste is dat ik ontdek wat de tekst werkelijk zegt. Dáár moet ik trouw aan zijn.

Wanneer de oorspronkelijke boodschap helder wordt, straalt Gods liefde vanzelf door.

Soms ontmoet ik vrouwelijke auteurs die hier moeite mee lijken te hebben. Een enkeling klinkt zelfs alsof zij de Bijbel ziet als een lastige, ouderwetse tekst die zij moet corrigeren met haar eigen, modernere ideeën. Als iemand het vertrouwen verliest dat God door deze oude woorden heen spreekt, dan is dat uiteindelijk een pijnlijke en hopeloze positie.

3 tips voor beginnende vrouwelijke auteurs

Ik ontmoet steeds meer vrouwen die diep duiken in oude bronnen en Bijbelteksten, vrouwen met een scherp, onderzoekend hoofd. Aan hen wil ik iets meegeven:

  1. Laat je niet opsluiten in ‘jouw vrouwenonderwerp’. Onderzoek ook thema’s die niet specifiek “vrouwelijk” zijn. Verbreed je terrein.
  2.  Leer meerdere gezichtspunten verkennen. Vermijd het om een ‘draai’ te geven aan een tekst die vooral jouw eigen punt moet ondersteunen.
  3. Je bereikt juist méér lezers wanneer je eerlijk blijft. Ook mannelijke lezers luisteren sneller naar iemand die niet de indruk wekt dat er een verborgen agenda achter elke interpretatie zit.

We zijn allemaal moe van polarisatie. Daarom geloof ik dat de genderneutrale benadering die ik kies, waardevol kan zijn — juist nu.

PS

¹ Op de boekenplank stonden Luisteren naar de taal van de Bijbel en de bijbehorende studiegids, en Nieuw licht op de moeilijke woorden van Jezus, dat ik samen met David Bivin schreef of redigeerde via het En-Gedi Resource Center.

Vrij vertaald (met toestemming)
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.

vrijdag 19 september 2025

Het geloof van Rachab en Ruth

Door: LOÏS TVERBERG

Denk je dat vrouwen in de Bijbelse wereld nauwelijks keuzevrijheid hadden?
Dat zij, vergeleken met mannen, altijd achteraan stonden?

Het is een beeld dat we vaak herhalen... maar klopt het eigenlijk wel?

Op een verrassende manier hadden vrouwen in de Bijbel juist één bijzonder voordeel. Een onverwachte ruimte die verklaart waarom er zulke markante vrouwen opduiken in het Oude Testament: Ruth, de Moabitische, en Rachab, de prostituee uit Jericho. Ze waren niet eens Israëlitisch, en toch worden juist zij geprezen om hun geloof.

En in het Nieuwe Testament? Daar zien we hetzelfde patroon terug. Opvallend veel buitenlandse vrouwen sluiten zich aan bij de jonge gemeente. Wat maakte dat mogelijk?

Een oude wereld vol goden

In het Oude Nabije Oosten was je religie niet iets wat je zelf koos. Elke stam had zijn eigen goden, en als man was je gebonden aan de goden van je voorouders. Voor vrouwen lag dat anders: wanneer zij met iemand uit een andere stam trouwden, werd verwacht dat zij de goden van de familie van hun man gingen dienen.

Het geloof van Ruth

Juist daardoor was Ruth één van de weinigen in het Oude Testament die daadwerkelijk de ruimte had om van god te ‘wisselen’. Ze was Moabitisch, maar door haar huwelijk verbonden aan een Israëlische familie. Toen haar man stierf, rekende iedereen erop dat ze zou terugkeren naar haar eigen volk en haar eigen god. Maar Ruth deed iets radicaals: ze koos ervoor bij Naomi te blijven — en daarmee koos ze ook voor Naömi’s God.

“Waar u gaat, zal ik gaan… uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God.” (Ruth 1:16)

We lezen die woorden vaak als pure familietrouw. Maar Joodse uitleggers horen er vooral een bewuste geloofskeuze in — de stap van een volmaakte proseliet. Misschien speelde er ook iets anders mee: de god van Moab, Kemosh, vroeg om kinderoffers. Het kan best dat Ruth juist daarom verlangde naar een andere God.


Het geloof van Rachab

Ook Rachab, de prostituee uit Jericho, koos voor de God van Israël. Zij verborg de verspieders omdat ze besefte dat deze God niet slechts één volk, maar de hele schepping regeerde:

“De HEER, uw God, is God in de hemel boven en op de aarde beneden.” (Jozua 2:10–11)

Misschien had Rachab deze vrijheid juist omdat zij, als uitgesloten vrouw, niet vastzat aan de religieuze verwachtingen van haar stam. Aan de rand van de samenleving keek niemand naar haar om. En precies daar, in die marge, maakte ze een geloofskeuze die de geschiedenis binnenging.

Ironisch genoeg waren het dus vaak vrouwen zonder status, weduwen, verstoten vrouwen, vrouwen zonder perspectief, die de ruimte hadden om te kiezen voor de God van Israël.

In het Nieuwe Testament

Ook in de eerste gemeenten valt iets op: veel van de eerste heidense gelovigen waren vrouwen. Zij hadden meer ruimte om te luisteren, te leren en zich af te keren van de goden van hun familie. Hun mannen waren doorgaans veel strakker gebonden aan de religieuze tradities van hun voorouders.

Maar met Christus veranderde alles. Door zijn dood en opstanding had Hij de machten en de ‘goden’ die de wereld beheersten, ontwapend. Voor het eerst werd het geloof niet beperkt tot Israël — alle mensen werden geroepen om zich te keren tot de ene ware God.

Paulus zegt het scherp tegen de Atheners: God heeft de tijden van onwetendheid overzien, maar nu roept Hij alle mensen op tot bekering, omdat Hij een dag vastgesteld heeft waarop Hij rechtvaardig zal oordelen (Handelingen 17:29–31).

--

PS Ruth wordt in de Joodse traditie vaak gezien als het voorbeeld van een volmaakte proseliet. Ook Rachab wordt zowel in het Nieuwe Testament (Jakobus 2:25; Hebreeën 11:31) als in vroegrabbijnse literatuur beschreven als een vrouw die door haar geloof tot Israël toetrad. Zie onder meer Leila Bronner, From Eve to Esther: Rabbinic Reconstructions of Biblical Women (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 1994), 148–150.

Naschrift: Ik noem dit ‘voordeel’ met een knipoog, want écht voordelig was het niet. Het laat alleen zien hoe het toen ging: men verwachtte dat vrouwen bij hun huwelijk de godsdienst van hun man zouden overnemen. Daarom trouwden Israëlitische mannen soms met buitenlandse vrouwen. Maar veel van die vrouwen hielden vast aan hun eigen goden. Zo kwamen gebruiken in Israël terecht zoals het ‘wenen om Tammuz’ (Ezechiël 8:14) en het brengen van offers aan de ‘Koningin van de Hemel’ (Jeremia 7:18). Denk aan de vrouwen van Salomo en aan Izebel — zij brachten Israël juist in de richting van vreemde goden.

Vrij vertaald (met toestemming)
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.

maandag 21 juli 2025

Wat was het ‘goede deel’ dat Maria koos

Door: LOÏS TVERBERG

Het verhaal van Maria van Bethanië sprak al zoveel vrouwen aan! Lees het in: Lukas 10:38–42. Maria wilde bij Jezus zitten en van Hem leren, ondanks de dringende herinneringen van Martha dat er nog een lange lijst huishoudelijke taken op haar lag te wachten. 


En ondanks Martha’s protest koos Jezus haar kant.


Aan de voeten van de Meester

In de tekst staat dat Maria “aan de voeten van de Heere zat” — een uitdrukking die in die tijd betekende dat je als leerling bij een rabbi studeerde. In Handelingen 22:3 gebruikt Paulus dezelfde uitdrukking wanneer hij trots vertelt over zijn opleiding “aan de voeten van Gamaliël.”

Het gaat er dus niet om dat Maria uit onderdanigheid op de grond ging zitten. Ze plaatste zichzelf — met durf — in Jezus’ binnenste kring van leerlingen, in elk geval voor die avond.

Wat betekent “het goede deel”?

Onlangs ontdekte ik dat de Joodse context ook meer inzicht geeft in de woorden van Jezus in dit gedeelte. Ik heb me verdiept in vers 42. De wat vreemde formulering heeft vertalers altijd voor raadsels gesteld. Letterlijk luidt de Griekse tekst:

“Maria heeft het goede deel (agathēn merida) uitgekozen, dat niet van haar zal worden afgenomen.” HSV en SV zeggen het dus goed

Meestal wordt dit vertaald als: “Maria heeft het beste gekozen.” Natuurlijk was haar toewijding beter dan Martha’s bezorgde afleiding. Maar er gebeurt iets interessanters. De Griekse tekst zegt niet alleen dat Maria een “betere keuze” maakte. Er staat letterlijk dat zij “het goede deel” heeft gekozen — een uitdrukking die in Joodse kring specifiek gebruikt werd als het ging over de waarde van Thora-studie.

Een erfdeel in de Thora

Het Griekse woord merida komt waarschijnlijk overeen met het Hebreeuwse chelek, wat betekent: ‘deel’, ‘aandeel’, ‘lot’ of ‘erfdeel’. Het wordt vaak gebruikt voor het deel dat iemand toekomt, soms letterlijk als erfenis, soms als een metafoor voor iemands levensweg.

Deze term komt ook terug in Joodse teksten in een vergelijkbare context. Wanneer mensen zich verzamelden om te studeren, was het gebruikelijk om vooraf te bidden: “Ten chelkenu b’toratekha” — “Geef ons ons deel in Uw Thora.” Na afloop bedankte men God voor zijn ‘deel’ in het leven, juist omdat men de kans had gekregen om de Schrift te bestuderen.

Luister maar naar hoe een vroege rabbi (1e–2e eeuw na Christus) bad wanneer hij het leerhuis verliet:

“Ik dank U, Heere mijn God, God van mijn vaderen, dat U mijn deel hebt gesteld onder hen die in het leerhuis en in de synagogen zitten, en niet onder hen die in de theaters en circussen zitten.” (Jeruzalemse Talmoed, Berachot 4:2)

Voor deze rabbi was het overdenken van de Schriften het ware leven. Hij hoorde bij de bevoorrechten die mochten blijven bij de woorden van de levende God. Een andere rabbi zei het zo:

“Keer het om en keer het om, want alles zit erin. Denk erover na, word oud en versleten met het Woord, en wijk er niet van af, want je hebt geen beter deel dan dit.” (Mishna, Avot 5:2)



Het beste dat het leven te bieden heeft

Er is geen beter deel in het leven dan het leren van de Schriften. Om te peinzen over hun diepe inzichten, te rusten in Gods wijsheid — er is eenvoudigweg niets dat daaraan kan tippen.

Dit was het “goede deel” dat Maria koos: het leren van Gods Woord. En niet alleen dat — zij had ook nog eens de grootste rabbi aller tijden gevonden om haar te onderwijzen. Maria had het allerbeste gevonden dat het leven te bieden heeft. En Jezus zou niet toestaan dat het haar werd afgenomen. 

Lois Tverberg

---

Wat ik dacht

Wat als dit geen les is over prioriteiten of stille tijd,
maar een moment waarin het Koninkrijk zichtbaar wordt?
In een vrouw die als leerling aan de voeten van haar Messias zit.
Omdat ze weet bij wie ze moet zijn. Hij is het! (Genesis 49:8)

En Hij stuurt haar niet weg.
Niet nu. Niet straks.
Nooit, nooit.


“Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen,
en wie tot Mij komt, zal Ik nooit, nooit uitwerpen.” 

(Johannes 6:37)


✧ 3 vragen:

  1. Wat raakt jou het meest in hoe Jezus Maria daar laat zitten —  in Zijn aanwezigheid?

  2. Als het goede deel niet een taak is, maar een Persoon, wat betekent dat voor jouw manier van luisteren, lezen, leven?

  3. Welke woorden van Jezus ben jij misschien gaan lezen als ‘moeten’, terwijl Hij ze sprak als uitnodiging tot nabijheid?