Dat zij, vergeleken met mannen, altijd achteraan stonden?
Het is een beeld dat we vaak herhalen... maar klopt het eigenlijk wel?
Op een verrassende manier hadden vrouwen in de Bijbel juist één bijzonder voordeel. Een onverwachte ruimte die verklaart waarom er zulke markante vrouwen opduiken in het Oude Testament: Ruth, de Moabitische, en Rachab, de prostituee uit Jericho. Ze waren niet eens Israëlitisch, en toch worden juist zij geprezen om hun geloof.
En in het Nieuwe Testament? Daar zien we hetzelfde patroon terug. Opvallend veel buitenlandse vrouwen sluiten zich aan bij de jonge gemeente. Wat maakte dat mogelijk?
Een oude wereld vol godenIn het Oude Nabije Oosten was je religie niet iets wat je zelf koos. Elke stam had zijn eigen goden, en als man was je gebonden aan de goden van je voorouders. Voor vrouwen lag dat anders: wanneer zij met iemand uit een andere stam trouwden, werd verwacht dat zij de goden van de familie van hun man gingen dienen.
Het geloof van RuthJuist daardoor was Ruth één van de weinigen in het Oude Testament die daadwerkelijk de ruimte had om van god te ‘wisselen’. Ze was Moabitisch, maar door haar huwelijk verbonden aan een Israëlische familie. Toen haar man stierf, rekende iedereen erop dat ze zou terugkeren naar haar eigen volk en haar eigen god. Maar Ruth deed iets radicaals: ze koos ervoor bij Naomi te blijven — en daarmee koos ze ook voor Naömi’s God.
“Waar u gaat, zal ik gaan… uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God.” (Ruth 1:16)
We lezen die woorden vaak als pure familietrouw. Maar Joodse uitleggers horen er vooral een bewuste geloofskeuze in — de stap van een volmaakte proseliet. Misschien speelde er ook iets anders mee: de god van Moab, Kemosh, vroeg om kinderoffers. Het kan best dat Ruth juist daarom verlangde naar een andere God.
Ook Rachab, de prostituee uit Jericho, koos voor de God van Israël. Zij verborg de verspieders omdat ze besefte dat deze God niet slechts één volk, maar de hele schepping regeerde:
“De HEER, uw God, is God in de hemel boven en op de aarde beneden.” (Jozua 2:10–11)
Misschien had Rachab deze vrijheid juist omdat zij, als uitgesloten vrouw, niet vastzat aan de religieuze verwachtingen van haar stam. Aan de rand van de samenleving keek niemand naar haar om. En precies daar, in die marge, maakte ze een geloofskeuze die de geschiedenis binnenging.
Ironisch genoeg waren het dus vaak vrouwen zonder status, weduwen, verstoten vrouwen, vrouwen zonder perspectief, die de ruimte hadden om te kiezen voor de God van Israël.
In het Nieuwe TestamentOok in de eerste gemeenten valt iets op: veel van de eerste heidense gelovigen waren vrouwen. Zij hadden meer ruimte om te luisteren, te leren en zich af te keren van de goden van hun familie. Hun mannen waren doorgaans veel strakker gebonden aan de religieuze tradities van hun voorouders.
Maar met Christus veranderde alles. Door zijn dood en opstanding had Hij de machten en de ‘goden’ die de wereld beheersten, ontwapend. Voor het eerst werd het geloof niet beperkt tot Israël — alle mensen werden geroepen om zich te keren tot de ene ware God.
Paulus zegt het scherp tegen de Atheners: God heeft de tijden van onwetendheid overzien, maar nu roept Hij alle mensen op tot bekering, omdat Hij een dag vastgesteld heeft waarop Hij rechtvaardig zal oordelen (Handelingen 17:29–31).
--
PS Ruth wordt in de Joodse traditie vaak gezien als het voorbeeld van een volmaakte proseliet. Ook Rachab wordt zowel in het Nieuwe Testament (Jakobus 2:25; Hebreeën 11:31) als in vroegrabbijnse literatuur beschreven als een vrouw die door haar geloof tot Israël toetrad. Zie onder meer Leila Bronner, From Eve to Esther: Rabbinic Reconstructions of Biblical Women (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 1994), 148–150.
Naschrift: Ik noem dit ‘voordeel’ met een knipoog, want écht voordelig was het niet. Het laat alleen zien hoe het toen ging: men verwachtte dat vrouwen bij hun huwelijk de godsdienst van hun man zouden overnemen. Daarom trouwden Israëlitische mannen soms met buitenlandse vrouwen. Maar veel van die vrouwen hielden vast aan hun eigen goden. Zo kwamen gebruiken in Israël terecht zoals het ‘wenen om Tammuz’ (Ezechiël 8:14) en het brengen van offers aan de ‘Koningin van de Hemel’ (Jeremia 7:18). Denk aan de vrouwen van Salomo en aan Izebel — zij brachten Israël juist in de richting van vreemde goden.
Vrij vertaald (met toestemming)
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Loquere cum gratia.
(Spreek met genade)