maandag 1 december 2025

Waar komt Advent vandaan?

Ik wilde weten waar Advent vandaan komt. De geschiedenis bleek verrassender dan ik dacht.

Elke december schuift het kerkelijke leven als vanzelf richting Advent. Het lijkt ingebakken in onze manier van geloven. Maar... zodra je de brieven van de apostelen openslaat, valt één ding op: nergens vind je aanwijzingen voor een Adventstijd. Wat predikten de apostelen dan wél, en waarom ontstond Advent pas zoveel later?

Ik zocht het uit. 


1. Wat de apostelen predikten: altijd de volle Christus

In de brieven valt één lijn op: Paulus denkt niet in liturgische seizoenen, maar in een doorlopende bediening. Wanneer hij in Handelingen 20:27 terugblikt op zijn werk, zegt hij: “Ik heb niet nagelaten u te verkondigen al de raad van God.”

Het Griekse woord boule betekent: het hele voornemen, het complete plan van God; niet in stukjes, maar als één geheel.

En in 2 Korintiërs 5 noemt hij zijn werk de “bediening van de verzoening” (diakonia tēs katallagēs): een voortdurende verkondiging van Christus’ komst, Zijn vleeswording, Zijn kruis, Zijn opstanding en Zijn wederkomst, alles samen, alles in één beweging.

De apostelen splitsen de verkondiging van de Christus niet op in maanden.
Ze preken altijd en overal over dit grote wonder.

2. Hoe Advent later ontstaat; positief, pastoraal

Pas in de vierde en vijfde eeuw, zo rond AD 380–450, gebeurt er iets nieuws in de kerk. Niet omdat iemand een “kerkelijk schema” wilde maken, maar omdat de situatie daarom vroeg. De meeste gelovigen konden niet lezen. De Bijbel was niet in handen van gewone mensen. En de kerk groeide in gebieden waar christelijke vorming nauwelijks bestond.

Daarom begonnen enkele bisschoppen in het huidige Frankrijk aan een periode van onderwijs vóór Epifanie (6 januari). Epifanie = het feest van Christus’ verschijning en de doop. Later verschoof deze voorbereiding naar de weken vóór Kerst. Zo ontstond langzaam wat wij Advent noemen.

En eerlijk: dat was in die tijd buitengewoon pastoraal. Advent hielp mensen die geen Bijbel hadden. Het gaf structuur aan hun geloofsleven. Het leidde hen jaar na jaar door het verhaal van Christus geboorte. Het was een soort levende catechismus in een ongeletterde wereld.

Herdelijke zorg dus en (nog) geen systeem.

3. De Reformatie: een discussie begint

Rond de tijd van de Reformatie veranderde er veel. Bijbels werden gedrukt. Mensen leerden lezen. Preken gingen tekst voor tekst door een Bijbelhoofdstuk heen. Geloofskennis groeide en werd persoonlijker.

En daarom onstond er na die tijd in de 16e en 17e eeuw discussies over kerkelijke feestdagen. Men vroeg zich af:

  • Hebben we Advent nog nodig nu gelovigen zelf de Schrift kunnen lezen?
  • Helpt het ons, of beperkt het juist?
  • Doet een maand lang één thema recht aan de volle Christusprediking?
Luther schafte Kerst niet af, al vond hij eigenlijk alleen de zondag Bijbels verplicht; Calvijn, Farel en Viret gingen verder en schaften in Genève wél alle kerkelijke feestdagen af om menselijke instellingen te vermijden, al werden die later door het stadsbestuur opnieuw ingevoerd.

In Nederland zag je dit rond Nadere Reformatie ook terug. De meeste theologen namen een wat meer evenwichtige positie in: advent mocht een plek hebben, maar hoefde net als kerst niet als goddelijke inzetting gezien worden.

Eén Nederlandse predikant wilde wel alle menselijke feestdagen afschaffen. Hij heette Jacobus Koelman en hij had bijzonder veel moeite met de extra kerkelijke feestdagen. Voor hem waren het vooral menselijke toevoegingen, terwijl hij terug wilde naar de eenvoud van de Schrift. Dat zorgde voor steeds meer wrijving en uiteindelijk werd hij uit Sluis verbannen.

Sommige discussies zijn verrassend tijdloos.
Hoe dan ook: het laat zien hoe gevoelig het lag.

4. Waarom roept advent ook nu nog kritische vragen op?

Dat heeft te maken met de versmalling van het Evangelie. Want wat gebeurt er wanneer een hele maand lang vooral één gedeelte uit het leven van de Messias centraal staat? Wanneer december vooral gevuld wordt met geboorte, verwachting en uitzien naar licht in onze duisternis...  Dan verschuift de prediking door het gekozen thema, weg van het kruis, de verzoening, het lijden, de opstanding, en de verbazingwekkende volheid van Christus’ werk. 

Daarnaast gaat 't vandaag allang niet meer alleen om de preek op zondag. In veel gemeenten vult advent bijna alles op het kerkelijk erf.

  • vrouwenverenigingen kiezen Advent-thema’s,
  • jeugd- en bijbelstudiegroepen schuiven hun gebruikelijke onderwerpen opzij,
  • er worden gedichten, adventskalenders en kerstvoorbereidingen gedeeld,
  • in huisgezinnen draait veel rond “toeleven naar Kerst”

Daar zit precies de spanning: de christelijke boodschap wordt hierdoor een stuk smaller, omdat één thema nu eenmaal andere thema’s tijdelijk uitsluit. Het spreken óver Hem raakt opgesplitst door het ritme van de kalender. De apostelen deden dat niet. Zij verkondigden Christus altijd als één geheel; Zijn komst én Zijn kruis, Zijn vernedering én Zijn verhoging... zonder seizoensgrenzen.

Daarom kiezen sommige gelovigen ervoor om geen advent te vieren: niet om eigewijs te doen dus, maar omdat zij dat apostolische patroon zo mooi vinden van "alles over Christus".

5. Rustige middenweg (en een tip)

Zoek je een middenweg? Dan helpt het om na te denken over wat er over het Evangelie in de Bijbel zelf gezegd wordt. Wiersbe wijst erop dat het “het Evangelie van God” heet omdat het van Hem uitgaat en ons tot Hem brengt (Mark. 1:14). Het is “het Evangelie van het Koninkrijk” omdat geloof ons in Zijn heerschappij brengt (Mark. 4:23; Matt. 9:35; 24:14). 

Het is “het Evangelie van Jezus Christus” omdat Hij het hart ervan is; zonder Zijn leven, dood en opstanding zouden we geen goede boodschap hebben (Mark. 1:1).

Paulus noemt het “het Evangelie van de genade van God” (Hand. 20:24), omdat er geen redding mogelijk is zonder genade (Ef. 2:8–9). En de Schrift is helder: er is maar één Evangelie (Gal. 1:1–9), en dat Evangelie draait steeds om Christus en Zijn kruiswerk (1 Kor. 15:1–11).

Precies dát brede, rijke Evangelie is wat de apostelen verkondigden; niet seizoensgebonden (via een kerkelijk jaar), maar het hele jaar door. Je hoeft advent niet af te wijzen, en tegelijk hoef je het ook niet persé helemaal te omarmen. Er is een rustige middenweg: Meebewegen met de adventpreken van je gemeente, luisteren naar wat er gelezen wordt, èn tegelijk in je eigen stille tijd de balans bewaren.

Wanneer je in de kerk over de geboorte van Christus hoort, kun jij thuis over Zijn weg naar Golgotha lezen. En Zijn overwinning op de dood. Etc.

3 tips voor de middenweg

  1. Kies in december een bijbelboek dat breder is dan het adventsthema. Check: de bijbelboek-samenvattingen van Heleen
  2. Gebruik een leesplan in YouVersion, bijvoorbeeld die van Marja: God, een mysterie geopenbaard of 3 jaar in 30 dagen, Jezus leven en missie
  3. Volg een leesplan van Love God Greatly
  4. Luister naar een preek of podcast die níet binnen het decemberkader valt (tips welkom)

Op die manier maak je december niet ‘kerst-proof’, maar ‘evangelie-breed’. 

👉 Leestip: Moet ik advent vieren? (2024)

---

© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.

Bronnen

  • Precept Austin. Commentary on Acts 20:17–27.
  • Precept Austin. Commentary on 2 Corinthians 5:18–19.
  • Warren Wiersbe Bible Exposition Commentary – New Testament.
  • Sharper Iron. “Should We Celebrate Advent?”
  • Foundation Worldview. “Should Christians Observe Advent, Lent, and Holy Week?”
  • Lucepedia. Het Epifaniefeest in de vroege kerk
  • Virginia is for Huguenots. Nadere Reformatie Contra Christmas
  • Digibron. Jacobus Koelman
  • Digibron. Viering Christus' geboortedag wordt niet in de Bijbel geboden

maandag 24 november 2025

Maria’s werkwoorden: bewaren en overleggen

Soms lees je iets terug dat je jaren geleden opschreef, en het raakt je opnieuw alsof je het voor het eerst hoort. Dat had ik deze week. Iets in mij verlangde ineens weer naar eenvoud: woorden vasthouden, ze niet laten verdampen, maar ze laten landen. Veel meer tijd nemen om er over na te denken.

Ik bleef steken bij die ene zin in Lukas 2:19:
“Maar Maria bewaarde al deze woorden en overwoog ze in haar hart.”

Er zit zo iets moois in. Maria begint geen systemen, opvattingen of theorieën uit te pluizen.

Ze bewaart.
Ze overweegt.
Laat de woorden rijpen.

👉 Niet snel concluderen, maar tijd nemen om te luisteren.

Soms denk ik dat binnen drie seconden moet weten wat een tekst “me te zeggen heeft”. Maar Maria deed het tegenovergestelde. 

Hoe bewaar je Gods woorden?

Maria deed drie dingen ¹ 

  1. Ze neemt Gods woorden echt serieus.
    Elk woord telt.

  2. Ze legt Gods woorden naast elkaar.
    Als puzzelstukjes, tekst met tekst vergelijken

  3. Ze laat ruimte voor verwondering.
    Niet elke waarheid is in één dag te begrijpen, sommige pas na jaren.

En misschien is dat wel één van de grootste geestelijke lessen uit dit kleine vers:
Je groeit niet door alles te kunnen verklaren, maar door te bewaren.

Uit mijn oude blog

Ik las in een oude blog:

"Afgelopen zondag ging de preek over Jezus als onze grote Hogepriester.
Het raakte me opnieuw: zonder Zijn stem, zonder Zijn nabijheid, zou mijn geloof een lege vorm worden. Misschien netjes, misschien vroom, maar zonder vuur.

Mijn nieuwe gewoonte is dat ik weer aantekeningen maak tijdens de kerkdienst. Op die manier bewaar ik de woorden die ik hoor. Ik neem ze mee naar huis om ze te onderzoeken en te overleggen in mijn hart.

Maria richtte zich helemaal op de woorden, ze hield zich eraan vast. Ze liet niets schieten. Ze overlegde die in haar hart en bracht het ene woord samen bij het andere woord. Zoals met puzzelen: het ene stukje past precies op het andere. De woorden gingen rond in haar hart. Gods Woord was voortdurend bij haar. Dat wil ik ook! Elk woord van God meenemen, aan elkaar verbinden, samenvoegen. In mijn hart sluiten. Opbergen in mijn gedachten."

Misschien is dat wel wat ik opnieuw nodig hebben

Niet nóg meer informatie.
Niet nóg meer duiding.
Niet nóg meer religieuze drukte.

Maar het eenvoudige werk van luisteren.
Van bewaren.
Van overwegen.

Van God de tijd gunnen om Zijn woorden in me te laten wortelen.

🌿📖 Over welk Bijbelgedeelte denk jij de laatste tijd na? 

Mijn eigen kleine woordstudie

¹ In Lukas 2:19 staan twee werkwoorden. Bewaren vertaalt het Griekse συντηρέω (suntēréō), dat  je hier het best kunt begrijpen als: woorden vasthouden zoals je iets kostbaars bewaart; niet laten ontsnappen; bewaren met innerlijke aandacht. Het komt dicht bij het Hebreeuwse šāmar (bewaren, waken, zorgvuldig omgaan met wat God zegt).

Overleggen vertaalt συμβάλλω (symballō), letterlijk: “bij elkaar leggen”, “samenbrengen”. De woorden ordenen, vergelijken, wachten tot er betekenis oplicht. Het os verwant aan het Hebreeuwse hāga (mijmeren, prevelend overdenken) en lêb-denken (met het hart tot inzicht komen).

Samen schetsen deze woorden geen vluchtige emotie, maar een langzaam, aandachtig luisteren: woorden vasthouden, laten rijpen, en zo tot begrip komen, precies zoals geloofsreflectie in het Oude Testament werkt.

Gebruikte bronnen: Logeion, Perseus, Blue Letter Bible, StepBible, BibleHub.

vrijdag 14 november 2025

Een slaperig blog (en een nieuw begin)

Er was eens een blog dat uit zijn dutje wakker schrok en dacht:

O ja… ik besta ook nog.”

Maar zodra het even nadacht, kreeg het prompt hoofdpijn van al die lijstjes over wat vrouwen wel en niet mogen… het tradwife-gedoe.

“Ik heb er geen zin meer in,” dacht het blog. “Ik ben er klaar mee. Dat hoofdstuk is nu afgerond. Ik heb er genoeg over geschreven en sla een andere weg in.”

Gaap, gaap.
“Als de woorden wakker worden, kom ik vanzelf online. Tot gauw.”

En het blog trok het dekentje nog een stukje op. ✨

vrijdag 17 oktober 2025

Blog in dromenland

Er was eens een blog. Die was een beetje moe. Het had zoveel woorden gedragen, zoveel gedachten meegesjouwd, dat het op een dag zei: “Weet je wat? Ik doe gewoon even een dutje.”

Niemand maakte zich zorgen, want blogs lopen niet weg als je ze laat slapen. Ze liggen gewoon stilletjes te snurken, totdat er weer een nieuw idee voorbij waait.

En als jij ondertussen een leuk onderwerp weet? Fluister het zachtjes in een commentaartje, zodat het straks iets heeft om over na te denken als ik wakker wordt. 🌙✨

woensdag 1 oktober 2025

Waar twee of drie bijeen zijn – wat bedoelde Jezus echt?

Door: LOÏS TVERBERG

Ik kreeg pas een vraag over de woorden van Jezus in Mattheüs 18:20: “Want waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden.”

Ik bespreek dit vers ook in Zittend aan de voeten van Jezus


De gebruikelijke uitleg

Veel Bijbelgeleerden lezen dit als een belofte dat Jezus aanwezig is wanneer zijn volgelingen samenkomen om te bidden “in zijn naam”. In mijn boek ben ik uitgegaan van die interpretatie en heb ik geschreven over het belang van samenkomen in gemeenschap.

Maar verschillende lezers wezen me erop dat deze woorden van Jezus direct volgen op zijn onderwijs over iemand die tegen je gezondigd heeft (Matteüs 18:15–20). In dat gedeelte gaat het over het meenemen van “één of twee anderen” als getuigen. Daarom vinden sommigen dat Mattheüs 18:20 uitsluitend gelezen moet worden als een uitspraak over getuigen in een juridische situatie, gebaseerd op Deuteronomium 19:15.

Die redenering klinkt logisch, maar ik ben het er niet mee eens.

Opvallende rabbijnse parallellen

De reden? In het bredere Joodse denken bestaan er uitspraken die sterk lijken op wat Jezus zei.

Bijvoorbeeld:

“Wanneer twee mensen samen zitten en woorden van de Thora tussen hen klinken, rust de Goddelijke Aanwezigheid tussen hen.”
— Misjna Avot 3:3

“Wanneer drie aan één tafel eten en daar de woorden van de Thora spreken, is het alsof zij van de tafel van God hebben gegeten.”
— Misjna Avot 3:4

“Wanneer tien mensen samenkomen om te bidden, rust daar de Shekina.”
— Talmoed Sanhedrin 39

“Wanneer drie als rechters zitten, is de Shekina met hen.”
— Talmoed Berachot 6

Let op dat laatste: Gods aanwezigheid is zelfs bij rechtspraak. De andere uitspraken gaan over studie of gebed, maar in de Joodse wereld lopen die twee vaak door elkaar. Oordelen is immers Schriftstudie: je zoekt hoe de Thora toegepast moet worden.

Hoeveel mensen zijn er nodig voor Gods aanwezigheid?

Er bestaat zelfs een langere rabbijnse bespreking:

Rabbi Halafta ben Dosa (~100 n.Chr.) zei dat God aanwezig is bij tien mannen die de Thora bestuderen… en bij vijf… bij drie… bij twee… en zelfs bij één.
— Misjna Avot 3:4–7

Dit is geen technische theologie, maar een aanmoediging om met anderen samen te komen om te bidden, te studeren en te zoeken naar hoe God wil dat we leven.

De kern in al deze uitspraken is de nabijheid van God wanneer zijn volk samenkomt, in gebed, studie, of zelfs in het nemen van moeilijke beslissingen.

Jezus’ woorden passen daar precies bij.

Hoe dit vers teruggrijpt op de Thora

Er is nog een aanwijzing dat Mattheüs 18:20 breder bedoeld is dan alleen “twee of drie getuigen”.

Jezus lijkt namelijk bewust aan te sluiten bij Exodus 20:24: “Op elke plaats waar Ik mijn naam laat gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen.”

Hier belooft God zijn aanwezigheid waar men samenkomt “in zijn naam”. Wanneer Jezus zegt: “Waar twee of drie in míjn naam bijeen zijn…”

... dan echoot Hij deze oude belofte, maar Hij plaatst zijn eigen naam in het centrum. Dat betekent dat Hij niet langer verwijst naar de HEER als derde Persoon buiten Hemzelf maar naar Zichzelf als de Aanwezige.

Dat moet voor Jezus’ oorspronkelijke Joodse toehoorders verbluffend zijn geweest.


Een claim op goddelijke aanwezigheid

De rabbijnen spraken over Gods nabijheid. Jezus sprak over zijn eigen aanwezigheid. Dat is een statement van enorme omvang. In de Joodse context klinkt dit als een impliciete claim van identiteit met de God van Israël. Voor christenen is dit vertrouwd, maar in de eerste eeuw moet dit als een donderslag hebben geklonken. 

In het licht van de rabbijnse parallellen wordt Jezus’ uitspraak zelfs nóg opvallender. Hij zet zichzelf neer als Degene die aanwezig is wanneer zijn volgelingen samenkomen om zijn wil te zoeken.

Nog een voorbeeld van zo’n schokkende claim

In Lukas 6:46–49 vertelt Jezus de gelijkenis van het huis op de rots: Wie zijn woorden hoort en doet, is als iemand die een huis op een rots bouwt. Er bestaat een bijna identieke rabbijnse versie, van Elisha ben Abuyah [2]:

De godvrezende mens bouwt zijn leven op de Thora, zoals op een fundament van steen.
— Avot de Rabbi Natan 24:1–2

Abuyah zegt: bouw je leven op de Thora.
Jezus zegt: bouw je leven op mijn woorden.

Wederom: een enorme claim.

Marcus 1:22 zei het al:

“Hij onderwees als iemand met gezag.”

Wie de rabbijnse parallellen kent, hoort hoe radicaal Jezus sprak.


Conclusie

Jezus’ woorden in Mattheüs 18:20 zijn veel meer dan een opmerking over twee of drie getuigen. Ze passen in een Joods patroon waarin Gods aanwezigheid wordt ervaren wanneer mensen samenkomen om te bidden, te leren en te zoeken naar zijn wil.

Maar Jezus gaat verder dan dat.
Hij plaatst zijn eigen naam op de plaats waar alleen de naam van de HEERE hoort.

En daarmee zegt Hij, op een diep Joodse en tegelijk diep schokkende manier: “Waar jullie samenkomen om Mij te zoeken, daar ben Ík.”

Lees ook:
Vrij vertaald (met toestemming) en vereenvoudigd
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.

(Photo – Caleb Oquendo, Paintings by Carl Schleicher – Wikipedia)

dinsdag 23 september 2025

Loïs, waarom schrijf je niet vanuit het vrouwenperspectief?

Door: LOÏS TVERBERG

Ik ben een vrouw, en ik schrijf over de Bijbel.

Regelmatig krijg ik de vraag: “Waarom schrijf je niet meer vanuit het perspectief van vrouwen op de Bijbel?” Misschien verrast het je, maar jarenlang heb ik onderwerpen rond “vrouwenkwesties” bewust vermeden. Ik schreef boeken over de Joodse context van Jezus, over Hebreeuwse woorden en allerlei andere achtergrondinformatie bij de Bijbel — maar niet over dit ene thema waar veel lezers juist naar vragen.

Waarom niet?


Een boekenplank en een glimlach

Een paar jaar geleden kwam ik een blog tegen met de titel: “Waar zijn alle vrouwen? Wat mijn boekenplank zegt over de aanhoudende gevolgen van het patriarchaat.” De dominee die het schreef, liet een foto van zijn boekenplank zien en begon vervolgens zijn klaagzang.

Ik moest hard lachen. Want op zijn “jammerlijk patriarchale” boekenplank stonden drie boeken die ík geschreven of geredigeerd had.¹ Daarna volgde een lange lijst met vrouwelijke auteurs die hij wél aanbeveelde. Ironisch genoeg stond mijn naam daar niet bij.

Blijkbaar werd ik voor hem niet gezien als een “vrouwelijke auteur”, omdat ik mijn werk niet meng met een uitgesproken “vrouwelijk perspectief”.

Waarom ik dat bewust niet doe

Natuurlijk: als ik mijn boeken zou willen promoten, zou het me waarschijnlijk meer aandacht opleveren om deze kaart te spelen. Sommige vrouwelijke bloggers die dat wél deden, werden in één klap viraal. Maar ondanks die verleiding kies ik er niet voor. Ik laat me niet meeslepen in discussies op sociale media, zelfs niet als dat publiciteit oplevert.


Mijn achtergrond speelt mee

Mijn academische opleiding begon in het laboratorium. Ik promoveerde op de regulatie van een obscuur calciumhormoon: calcitonine. Niemand is geïnteresseerd in calcitonine vanuit een “vrouwelijk perspectief”.

In de wetenschap verwacht niemand een “mannelijk” of “vrouwelijk” perspectief op data. Het enige wat telt, is of je zorgvuldig en eerlijk beschrijft wat die data laten zien. Slechte onderzoekers laten zich leiden door hun stokpaardjes en dwingen hun resultaten in een vooraf bedacht verhaal.

En precies dat gebeurt vaak wanneer je Bijbelteksten benadert met een vooraf bepaalde agenda — bijvoorbeeld: “Wat zegt dit voor vrouwen?” Je wordt te verliefd op je eigen onderwerp.

Mijn overtuiging over de Bijbel

Ik geloof dat de Bijbel de stem draagt van een liefhebbende God die in de geschiedenis heeft gesproken, ook wanneer een “vrouwenperspectief” niet expliciet aanwezig is. Ik hoef niet overal teksten te zoeken die vrouwen direct aanspreken. Het belangrijkste is dat ik ontdek wat de tekst werkelijk zegt. Dáár moet ik trouw aan zijn.

Wanneer de oorspronkelijke boodschap helder wordt, straalt Gods liefde vanzelf door.

Soms ontmoet ik vrouwelijke auteurs die hier moeite mee lijken te hebben. Een enkeling klinkt zelfs alsof zij de Bijbel ziet als een lastige, ouderwetse tekst die zij moet corrigeren met haar eigen, modernere ideeën. Als iemand het vertrouwen verliest dat God door deze oude woorden heen spreekt, dan is dat uiteindelijk een pijnlijke en hopeloze positie.

3 tips voor beginnende vrouwelijke auteurs

Ik ontmoet steeds meer vrouwen die diep duiken in oude bronnen en Bijbelteksten, vrouwen met een scherp, onderzoekend hoofd. Aan hen wil ik iets meegeven:

  1. Laat je niet opsluiten in ‘jouw vrouwenonderwerp’. Onderzoek ook thema’s die niet specifiek “vrouwelijk” zijn. Verbreed je terrein.
  2.  Leer meerdere gezichtspunten verkennen. Vermijd het om een ‘draai’ te geven aan een tekst die vooral jouw eigen punt moet ondersteunen.
  3. Je bereikt juist méér lezers wanneer je eerlijk blijft. Ook mannelijke lezers luisteren sneller naar iemand die niet de indruk wekt dat er een verborgen agenda achter elke interpretatie zit.

We zijn allemaal moe van polarisatie. Daarom geloof ik dat de genderneutrale benadering die ik kies, waardevol kan zijn — juist nu.

PS

¹ Op de boekenplank stonden Luisteren naar de taal van de Bijbel en de bijbehorende studiegids, en Nieuw licht op de moeilijke woorden van Jezus, dat ik samen met David Bivin schreef of redigeerde via het En-Gedi Resource Center.

Vrij vertaald (met toestemming)
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.

vrijdag 19 september 2025

Het geloof van Rachab en Ruth

Door: LOÏS TVERBERG

Denk je dat vrouwen in de Bijbelse wereld nauwelijks keuzevrijheid hadden?
Dat zij, vergeleken met mannen, altijd achteraan stonden?

Het is een beeld dat we vaak herhalen... maar klopt het eigenlijk wel?

Op een verrassende manier hadden vrouwen in de Bijbel juist één bijzonder voordeel. Een onverwachte ruimte die verklaart waarom er zulke markante vrouwen opduiken in het Oude Testament: Ruth, de Moabitische, en Rachab, de prostituee uit Jericho. Ze waren niet eens Israëlitisch, en toch worden juist zij geprezen om hun geloof.

En in het Nieuwe Testament? Daar zien we hetzelfde patroon terug. Opvallend veel buitenlandse vrouwen sluiten zich aan bij de jonge gemeente. Wat maakte dat mogelijk?

Een oude wereld vol goden

In het Oude Nabije Oosten was je religie niet iets wat je zelf koos. Elke stam had zijn eigen goden, en als man was je gebonden aan de goden van je voorouders. Voor vrouwen lag dat anders: wanneer zij met iemand uit een andere stam trouwden, werd verwacht dat zij de goden van de familie van hun man gingen dienen.

Het geloof van Ruth

Juist daardoor was Ruth één van de weinigen in het Oude Testament die daadwerkelijk de ruimte had om van god te ‘wisselen’. Ze was Moabitisch, maar door haar huwelijk verbonden aan een Israëlische familie. Toen haar man stierf, rekende iedereen erop dat ze zou terugkeren naar haar eigen volk en haar eigen god. Maar Ruth deed iets radicaals: ze koos ervoor bij Naomi te blijven — en daarmee koos ze ook voor Naömi’s God.

“Waar u gaat, zal ik gaan… uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God.” (Ruth 1:16)

We lezen die woorden vaak als pure familietrouw. Maar Joodse uitleggers horen er vooral een bewuste geloofskeuze in — de stap van een volmaakte proseliet. Misschien speelde er ook iets anders mee: de god van Moab, Kemosh, vroeg om kinderoffers. Het kan best dat Ruth juist daarom verlangde naar een andere God.


Het geloof van Rachab

Ook Rachab, de prostituee uit Jericho, koos voor de God van Israël. Zij verborg de verspieders omdat ze besefte dat deze God niet slechts één volk, maar de hele schepping regeerde:

“De HEER, uw God, is God in de hemel boven en op de aarde beneden.” (Jozua 2:10–11)

Misschien had Rachab deze vrijheid juist omdat zij, als uitgesloten vrouw, niet vastzat aan de religieuze verwachtingen van haar stam. Aan de rand van de samenleving keek niemand naar haar om. En precies daar, in die marge, maakte ze een geloofskeuze die de geschiedenis binnenging.

Ironisch genoeg waren het dus vaak vrouwen zonder status, weduwen, verstoten vrouwen, vrouwen zonder perspectief, die de ruimte hadden om te kiezen voor de God van Israël.

In het Nieuwe Testament

Ook in de eerste gemeenten valt iets op: veel van de eerste heidense gelovigen waren vrouwen. Zij hadden meer ruimte om te luisteren, te leren en zich af te keren van de goden van hun familie. Hun mannen waren doorgaans veel strakker gebonden aan de religieuze tradities van hun voorouders.

Maar met Christus veranderde alles. Door zijn dood en opstanding had Hij de machten en de ‘goden’ die de wereld beheersten, ontwapend. Voor het eerst werd het geloof niet beperkt tot Israël — alle mensen werden geroepen om zich te keren tot de ene ware God.

Paulus zegt het scherp tegen de Atheners: God heeft de tijden van onwetendheid overzien, maar nu roept Hij alle mensen op tot bekering, omdat Hij een dag vastgesteld heeft waarop Hij rechtvaardig zal oordelen (Handelingen 17:29–31).

--

PS Ruth wordt in de Joodse traditie vaak gezien als het voorbeeld van een volmaakte proseliet. Ook Rachab wordt zowel in het Nieuwe Testament (Jakobus 2:25; Hebreeën 11:31) als in vroegrabbijnse literatuur beschreven als een vrouw die door haar geloof tot Israël toetrad. Zie onder meer Leila Bronner, From Eve to Esther: Rabbinic Reconstructions of Biblical Women (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 1994), 148–150.

Naschrift: Ik noem dit ‘voordeel’ met een knipoog, want écht voordelig was het niet. Het laat alleen zien hoe het toen ging: men verwachtte dat vrouwen bij hun huwelijk de godsdienst van hun man zouden overnemen. Daarom trouwden Israëlitische mannen soms met buitenlandse vrouwen. Maar veel van die vrouwen hielden vast aan hun eigen goden. Zo kwamen gebruiken in Israël terecht zoals het ‘wenen om Tammuz’ (Ezechiël 8:14) en het brengen van offers aan de ‘Koningin van de Hemel’ (Jeremia 7:18). Denk aan de vrouwen van Salomo en aan Izebel — zij brachten Israël juist in de richting van vreemde goden.

Vrij vertaald (met toestemming)
© 2025 Aritha. Alle rechten voorbehouden.